The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage


Twee verzen van de Bhagavad Gietaa

EEN VRAAG

U had het over twee verzen van de Bhagavad Gietaa, die elkaar schijnbaar tegenspreken. Ik heb u dat vroeger nog horen zeggen. Als u het herhaalt, moet het wel belangrijk zijn. Ik wilde die verzen dan ook dieper gaan bestuderen, maar ik vind ze niet terug. Kunt u me helpen?

ANTWOORD

Wat de titels verraden
Het gaat om de verzen 4 en 5 van hoofdstuk IX. Het woord Yoga komt voor in de titel van alle achttien hoofdstukken van de Gietaa. De titels worden, zoals gebruikelijk in het Sanskrit, op het einde van de hoofdstukken gegeven, samen met enkele belangrijke kenmerken van de Schrift waarover het gaat. De tekst op het einde van ieder hoofdstuk van de Gietaa luidt als volgt:

Iti Shriemad Bhagavad Gietaasoepanishadsoe Brahmavidyaayaam Yogashaatre Shriekrishnaarjoenasamvaade

Aldus (iti) in de Oepanishad van de glorierijke (Shriemad) Bhagavad Gietaa, de Wetenschap van het Absolute (Brahmavidyaa), de Schrift van Yoga (Yogashaastre), de dialoog (samvaade) tussen Shrie Krishna en Arjoena.

Daarna volgt de titel van het hoofdstuk.

In dit geval gaat het om hoofdstuk IX:
Raajavidyaa raajagoehyayogo naama navamo’dhyaayah
De negende dialoog, getiteld “De Yoga van de koninklijke wetenschap en het koninklijk geheim”
.

De Oepanishads zijn de filosofische sluitstukken van de Vedas, de vier boeken van wijsheid. De Gietaa geeft dus de oeroude Vedische wijsheid in een voor iedereen bevattelijke vorm. Ze is een vidyaa, een ervaringsgerichte wetenschap. Ze is de wetenschap van het Absolute of Brahman. Dat Brahman ligt buiten het bereik van de geest en de spraak. Het kan niet worden gevat in woorden en in ideeën. Maar het is zijn-baar. Het is gnyaanagamyam en dhyaanagamya, dat wil zeggen benaderbaar (gamyam) door kennis (gnyaana) en door meditatie (dhyaana).

Gnyaana betekent: kennis van de Kenner of Zelfkennis. Wie is de Kenner? Wie is de Onderzoeker? Hier staan Westerse wetenschappers nooit bij stil. Het is niet zozeer een wonder dat de dingen er zijn. Het is een wonder dat wij ze waarnemen. Wie is de Waarnemer? Dit is het wonder van Bewustzijn.

Shaastre is een locatief en betekent dus: in de Yoga-schrift. De Gietaa is ook een Yogashaastra. Shaastra betekent Schrift in de betekenis van openbaring. Dit wil zeggen dat ze heel gezaghebbend is.

De Gietaa behoort tot de drie meest gezaghebbende Schriften van de hindoe spiritualiteit, de prashtaanatraya. Dit zijn de drie mijlpalen waarop de hele Vedantafilosofie gebaseerd is. Het zijn de Oepanishads, de Brahmasoetras (de aforismen over het Absolute, geschreven door Vyaasa) en de Bhagavad Gietaa. Het is ook een dialoog tussen Shrie Krishna, die spreekt met de stem van de oeroude wijsheid van India en Arjoena. Het is de devotie van Arjoena die de woorden van wijsheid te voorschijn doet komen uit de mond van Shrie Krishna.

Raaja in raajavidyaa en raajagoehya betekent: koninklijk; dus: koninklijke wetenschap en koninklijk geheim; goehya betekent: wat verborgen is; goeha betekent: grot.

Met koninklijk wordt bedoeld dat het voor iedereen, zonder onderscheid, bedoeld is. Aan zee heb je nog koninklijke banen. Dit zijn wegen die van uit alle zijstraten toegankelijk waren, die in beide richtingen konden worden bereden en die toegankelijk waren voor alle soorten voertuigen.

In de Meditatie over de Gietaa (Gietaadhyaanam) worden de Oepanishads vergeleken met koeien en Arjoena met een kalf. Shrie Krishna is de melker. De melk is de Gietaa. Wijze mensen zijn de drinkers van de melk.

Dan denk ik steevast aan Sant Gnyaanadev (1275-1296), ook Gnyaaneshvar genoemd. Hij schreef op zijn vijftiende zijn beroemde commentaar op de Bhagavad Gietaa, de Gnyaaneshvarie of Bhaavaartha Diepikaa (het Licht van de verborgen Kennis). Swami Chidananda zei me ooit dat Gnyaanadev wellicht de grootste Yogi was die India ooit heeft voortgebracht. Toen hij eenentwintig was, vond hij dat zijn taak op aarde volbracht was. Hij liet zich inmetselen in de plaatselijke tempel en ging welbewust in de staat van samaadhi. Van hem is het volgende gebed bekend, dat hij schreef voor het welzijn van alle mensen:

Moge het Zelf van het heelal mijn offer van woorden aanvaarden en me zijn genade schenken.
Mogen de zondaars niet langer verwerpelijke daden stellen, moge hun begeerte om goed te doen, groeien en mogen alle levende wezens in harmonie leven met elkaar.
Moge de duisternis van de zonde verdwijnen, moge de wereld de zon van rechtvaardigheid zien opgaan en mogen de begeerten van alle wezens worden vervuld.
Moge iedereen verblijven in het gezelschap van aan God toegewijde wijzen en hun zegening ontvangen.
Wijzen zijn wandelende tuinen gevuld met wensvervullende bomen en het zijn levende dorpen van wensvervullende juwelen. Hun woorden zijn als oceanen van nectar.
Het zijn manen zonder smet en zonnen zonder hitte. Mogen deze wijzen vrienden zijn van alle mensen.
Mogen alle wezens in alle werelden vervuld zijn van vreugde en mogen ze altijd God vereren.
Mogen al degenen voor wie dit boek hun leven zelf is, worden gezegend met succes op deze wereld en in de volgende.
Daarop zei Nivrittinaatha, de grote Meester, dat deze zegening zal worden verleend.
Dit bracht Gnyaaneshvar grote vreugde
.

Ik zei dat ik aan Sant Gnyaanadev denk als ik er stil bij sta dat de Gietaa wordt vergeleken met melk en Arjoena met een kalf. In zijn commentaar op vers 18 van hoofdstuk VII zegt hij onder andere iets dat me altijd is bijgebleven en dat me elke dag in gedachten komt, omdat het zo’n wonderbare en uiterst nuttige gedachte is. Hij schrijft: “De boer moet soms de poten van de koe vastbinden om ze te kunnen melken. Maar hoe komt het dat het kalf zijn deel van de melk krijgt zonder touw?”

Ik schreef ooit een artikel voor het Nederlandse Yogablad van de Vlaamse en Nederlandse Yogafederaties waarin ik deze uitspraak verwerkte. De redacteur voegde eraan toe: “Maar we zijn geen kalveren.” Ik weet dat ook wel, maar dat is het punt niet. Dat hij het nodig vond om die zin in te lassen, bewijst toch dat hij een uitzondering op zijn bewering is.

Als je de Gietaa benadert zoals een kalf zijn moeder dan zal Ze zo zeker als wat met grote gulheid haar melk of haar wijsheid prijsgeven.

Nu de verzen 4 en 5 van hoofdstuk IX waar werd naar gevraagd
4. Mayaa tatamidam sarvam jagadavyaktamoertinaa,
Matsthaani sarvabhoetaani na chaaham teshvavasthitah.

Heel deze wereld is door Mij doordrongen in Mijn ongemanifesteerd aspect; alle wezens bestaan in Mij, maar Ik verblijf niet in hen.

5. Na cha matsthaani bhoetaani pashya me yogamaishvaram,
Bhoetabhrinna cha bhoetastho mamaatmaa bhoetabhaavanah.

De wezens verblijven ook niet in Mij, aanschouw Mijn goddelijke Yoga, alle wezens dragend, maar niet verblijvend in hen, brengt Mijn Zelf alle wezens voort.

In vers VII 12 zei Krishna al wat Hij herhaalt in IX 4:

12. Ye chaiva saattvikaa bhaavaa raajasaastaamasaashcha ye,
Matta eveti taanviddhi na tvaham teshoe te mayi.

Weet dat alle wezens, of ze nu zuiver (saattvisch), rusteloos (raajasisch) of lusteloos (taamasa) zijn, uit Mij voortkomen. Zij zijn in Mij, toch ben Ik niet in hen.

Een leerling aan de Yoga Academie, die me deze verzen ooit hoorde uitleggen, zei: “Dit is vaagspraak.” Dat is niet zo. Bhagavaan, de Heer, openbaart hier een groot geheim. Hij zegt enerzijds dat alle wezens in Hem verblijven. Anderzijds zegt Hij dat ze niet in Hem verblijven. Hij zegt ook dat Hij niet in hen verblijft.

Akkoord, op het eerste gezicht kun je er geen touw aan vastknopen. Maar Hij heeft zijn redenen. Een van de namen van Krishna is Chora, Dief. Hij gaat niet recht door zee. Hij gebruikt allerlei slinkse streken, maar met als enige bedoeling je hart te stelen. Met zulke beweringen als in de aangehaalde verzen prikkelt Hij je verstand en dan begin je na te denken. En als je verlangen naar inzicht in dit koninklijk geheim groot genoeg is, wordt het beloond en ontdek je dat dit geen tegenspraken zijn. Hij bedoelt dat ze in hun Zelfvervreemding niet in Hem verblijven en dat Hij in hun Zelfvervreemding ook niet in hen verblijft. Als ze hun Zelfvervreemding doorbreken, verblijft Hij in hen en verblijven zij in Hem. Wat moet een mens meer weten?